“Wat weet je wél al?” Hoe één vraag het denken van leerlingen verandert
Op een
woensdagochtend vertelt Charlotte Derckx, leerkracht van groep 8 op basisschool
De Diamant, met aanstekelijk enthousiasme wat Didactisch Coachen haar heeft
gebracht:
Het begon met één klein voornemen, geïnspireerd tijdens de eerste
video-intervisie: bij iedere hulpvraag van een leerling steeds dezelfde vraag
stellen – consequent, vriendelijk, verwachtingsvol:
“Wat weet je wél al?”
Dat klinkt eenvoudig, en dat is het ook. Maar het effect is diepgaand. Wat Charlotte deed, sluit naadloos aan bij wat gedragswetenschapper Ben Tiggelaar beschrijft als de sleutel tot duurzame verandering: begin met kleine, concrete stappen. Niet je hele onderwijs op de schop, geen ingewikkelde plannen, gewoon beginnen. In Charlotte’s geval: met één vraag.
In het begin
kreeg Charlotte vooral glazige blikken. Leerlingen reageerden met: “Niets.”
Toch hield ze vol. “Je weet altijd wel íéts,” zei ze, elke keer opnieuw. En
langzaam veranderde er iets. Leerlingen begonnen te redeneren, te reflecteren.
Ze gingen zelf onderzoeken wat ze al wél wisten voordat ze om hulp vroegen.
Na een paar
weken kwam een leerling naar haar toe:
“Ik weet niet
hoe ik verder moet. Ik heb al nagedacht over wat ik wél al weet. Ik weet dat ik
goed moet lezen, dat heb ik gedaan. Ik weet dat ik een verhoudingstabel moet
maken en het begin snap ik. Maar hier loop ik vast. Kan jij me helpen met de
volgende stap?”
Een prachtig
voorbeeld van een leerling die leert om zelf te denken, te structureren en
gericht hulp te vragen. Een leerling die groeit in eigenaarschap.
De vraag
werkte niet alleen op het moment zelf. Bij de adviesgesprekken voor het
voortgezet onderwijs vroeg Charlotte wat de leerlingen dit jaar het meest
geleerd hadden. Eén leerling zei:
“Dat ik niet
bang hoef te worden als ik iets niet snap. Want ik weet altijd wel íéts. En als
ik dat weet, kom ik al een heel stuk verder.”
Ook ouders
merkten de verandering. De moeder van dit kind vertelde dat haar dochter veel
zelfverzekerder is geworden dan een half jaar geleden.
Wat hier
gebeurt, is wat Tiggelaar benoemt als ‘voorbeeldgedrag’: Charlotte modelt een
onderzoekende houding. Ze draagt deze manier van denken over aan haar
leerlingen. En die nemen het over. Niet alleen in gesprekken met haar, maar ook
met elkaar. Tijdens een coöperatieve werkvorm verzucht een leerling: “Oh nee,
dit soort sommen kan ik echt niet.” Waarop haar maatje zegt: “Kom op, je weet
altijd wel íéts.” En samen komen ze eruit.
Charlotte
heeft de gewoonte om na oefentoetsen kaartjes uit te delen waarop leerlingen
kunnen aangeven waar ze nog instructie bij willen. Eerst kreeg ze ervan bijna
iedereen één terug. Nu zijn het er nog maar een paar en die zijn kraakhelder:
“Ik snap alles, behalve hoe ik de eenheden moet omrekenen bij verhoudingen.”
Wat we hier
zien, is een cultuurverschuiving. Leerlingen voelen zich capabel. Ze denken na
over hun leerproces. Ze nemen verantwoordelijkheid. En Charlotte, als
‘changemaster’ in haar klas, begeleidt dit proces niet met grote gebaren, maar
met aandacht, vasthoudendheid en vertrouwen. Ze maakt de verandering mogelijk
door beschikbaar te zijn, te spiegelen, te vieren én te structureren.
Bij de
slotbijeenkomst van het traject vatte Charlotte het zelf prachtig samen:
“Niet alleen
ik heb betere vragen leren stellen, maar ik merk dat, door mijn vragen, de
leerlingen zelf óók betere vragen zijn gaan stellen. Specifieker, meer gericht
op wat ze precies nodig hebben, en vanuit het interne onderzoek wat ze wél al
weten.”
Wat begon als
een eenvoudig voornemen, werd een diepgaande verandering. Een verandering die
laat zien wat er gebeurt als je werkt vanuit hoge verwachtingen, betekenisvolle
interactie, en het geloof dat ieder kind kan leren denken als jij als
leerkracht durft te vertragen, te vragen en te vertrouwen.